Piloot Gene Maddocks ontsnapt


Terug naar ‘Luchtoorlog’


Auteur: John Dirven

Het verhaal over Gene Maddocks leest u hier. Gene was piloot van een B-24 bommenwerper. Hij en zijn bemanning sprongen met hun parachutes uit het vliegtuig. 11 bemanningsleden werden gevangen genomen door de DUitsers. Alleen Maddocks bleef uit hun handen. Hoe? Dat lees u hier.

 

Neergeschoten

Op 24 februari 1945 werd aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de viermotorige Amerikaanse B-24 Liberator bommenwerper van piloot Gene Maddocks (Boeing B-24J-5-FO – c/n 3026 – #42-51495) uit de lucht geschoten door de Duitse piloot Hauptmann Martin Drewes in zijn Messerschmitt Bf-110.

B-24J-155-CO Liberator (s:n 44-40268)
De Amerikaanse viermotorige B-24 Liberator is de bommenwerper waarvan er het meest zijn gebouwd in de Tweede Wereldoorlog.

Het toestel stortte neer iets ten westen van de plaats waar het dorp Bant zou worden gebouwd. Alle bemanningsleden verlieten op tijd het toestel met hun parachute en overleefden de crash. Elf van de twaalf bemanningsleden kwamen ten oosten van de Lemstervaart neer waar ze al snel door Duitse militairen konden worden opgepakt en afgevoerd. Piloot Gene Maddocks sprong als laatste met zijn parachute uit het toestel. Hij kwam ten westen van de Lemstervaart neer, buiten bereik van de Duitsers. De Duitsers hadden helemaal niet door dat er nog een bemanningslid met zijn parachute geland was. Een Amerikaanse B-24 Liberator bommenwerper had doorgaans een bemanning van 10 personen en de Duitsers hadden er al 11 opgepakt.

RietMaaienNOP
Het maaien van het manshoge riet tijdens de jaren van het droogvallen van de Noordoostpolder.

Familie Kruize

Piloot Gene Maddocks verstopte zich tussen het Hoge riet en klopte later aan bij schippers van boten die in een kanaal in de polder lagen. Hij werd geholpen om naar Urk te komen. Van daaruit werd hij per schip naar Spakenburg vervoerd. Hij zat de rest van de oorlog (2 maanden) uit op een onderduikadres in Blaricum bij de familie Kruize.

Jan Wester

Polderpionier Jan Wester was als jongeman werkzaam in de polder en hij kwam oog in oog te staan met de bemanningsleden van de net neergekomen Liberator toen ze door Duitse soldaten bijeen gedreven waren en op een vrachtwagen werden afgevoerd naar Meppel. In Meppel brachten ze één nacht door op het politiebureau voordat ze per trein naar krijgsgevangenkamp Oberursel, bij Frankfurt in Duitsland werden afgevoerd.

Polderpionier Jan Wester
Polderpionier Jan Wester gefotografeerd ± 1990.

Jan Wester vertelt in 2000

Groninger
Ik ben een geboren Groninger, een Oost Groninger tegen de Duitse grens aan. Mijn moeder was eigenlijk een geboren Drent, vlak tegen de stad Groningen aan. Mijn ouders zijn begonnen als bedrijfsleider bij rijke families. Later zijn ze in de buurt van Groningen zelf een boerenbedrijf begonnen. Er was toen echter nog geen pachtwet en men kon ze in die tijd zo van de boerderij afzetten. Hierna belanden we voor drie jaar in Drenthe, gemeente Westerbork. Dit ging echter mis vanwege de crisis, mijn ouders hadden borg gezegd en gingen mee de diepte in. Mijn ouders kozen toen tussen emigreren naar Frankrijk, Amerika of naar de Wieringermeer. We kwamen ten slotte in de Wieringermeer terecht. Alles wat daar kwam was puur uit armoede, er was geen werk in Nederland. Daar was werk en tevens was de Afsluitdijk nog niet dicht. Toe we verhuisden moesten we over de Noord Veluwe naar de Wieringermeer.

We praten thuis stoer Gronings, een beetje Duits (Mijn vader heeft nooit goed Hollands gekend). Mijn zuster was vier jaar ouder als ik en we zaten toen tussen de rommel in de verhuiswagen. Mijn zuster zei toen tegen mij: ”Je mag vanaf nu geen Gronings meer praten, nu moet je Hollands praten”. Toen we daar aankwamen bleek er geen school te zijn en de Rijksdienst deed er ook niets aan. Mijn vader werkte toen zes dagen per week bij de Rijksdienst, alleen de zondag was hij vrij. Op zijn vrije dag is hij er toen op uit gegaan. ’s Avonds toen hij terug kwam vertelde hij: ”dat hij een school had gevonden, jullie kunnen morgen in Wieringen naar school. De volgende dag ging ik bij mijn zuster achterop de fiets van mijn moeder naar school. We gingen hier naar school totdat er een school in Slootdorp kwam. Ik heb de lagere school afgemaakt, maar verder was er niets.

Jan Wester in zijn jeugd voor de Tweede Wereldoorlog in Slootdorp in de Wieringermeer waar zijn vader pionierde als boer.
Jan Wester in zijn jeugd voor de Tweede Wereldoorlog in Slootdorp in de Wieringermeer waar zijn vader pionierde als boer. Later is de hele familie naar de Noordoostpolder verhuisd.

Medemblik

Een vriendje van mij ging naar de ULO in Medemblik en ik besloot om maar mee te gaan. We gingen elke dag met de fiets op en neer een kleine 40 km. Ik voelde me in het begin een kat in een vreemd pakhuis. Ik kwam daar in een geheel andere gemeenschap terecht (1937). Het bijzondere was dat er een behoorlijk verschil zat tussen de mensen uit het noorden en het westen, ook in kleding. Ik liep in de winter nog met zwarte wollen gebreide kousen, die door mijn moeder gebreid waren. Dat kenden ze daar al niet meer, dat was toen een plusfour.

Ik heb in Medemblik de ULO volbracht, het was een hele goede school. Op het moment dat ik er op kwam, was de school bijna failliet, maar bij wisseling van het hoofd liep de school in een keer vol. Aan deze school heb ik veel te danken, het is maar goed dat ik naar die MULO ben gegaan. In het begin had je in de polders een hele aparte gemeenschap, iedereen was er op uit om carrière te maken, maar ook was iedereen blij dat hij werk had. Ze hadden de tijd voor zichzelf nodig, niet zo voor elkaar. Het waren ten slotte allemaal eenlingen. Ook later in de Noordoostpolder was dit zo, maar toch iets anders. Men kwam van alle windstreken naar de Wieringermeerpolder voor werk. Acht jaar lang hebben mijn ouders een jonge kerel als kostganger in huis gehad, zijn ouders waren overleden. Hij kwam uit Zeeland alleen voor werk. Velen hebben aan de Afsluitdijk gewerkt, overdag werken en ’s nacht ergens slapen. Ze gingen vaak naar een boer toe, om te vragen of ze in het hooi mochten slapen? De boeren vonden dit meestal wel goed, maar er stond altijd wel iets tegenover zoals helpen met het bieten dunnen. Dit konden ze als de beste en vaak kregen ze dan ook nog een maaltijd.

Mijn vader is in de Wieringermeerpolder van de grond af aan weer begonnen, hij is door een diep dal gegaan. Mijn vader is daardoor wel een echt poldermens, mijn vader was de polder. Het was crisis in die tijd, men deed vaak het zwaarste werk voor dertig cent per uur. Men werkte toen ruim 52 uur per week. Na de ULO wilde ik graag boer worden. Ik had van huis uit boerenbloed en ben toen bij een boer in praktijk gegaan. Hij was tevens ook ambtenaar geweest bij de Rijksdienst Wieringermeerpolder en een vriend van mijn vader. Dit draaide uit op een totale mislukking. Deze man buitte me zo uit dat ik het na twee maanden wel gezien had. Ik ben daar weg gegaan, eenmaal thuis besefte ik: ”Dat ik had moeten doorpakken”. Ik ben kort daarna gaan werken bij een boer in Groningen (Beerta).

Arbeidsdienst

Ik werd 18 jaar en ik moest in dienst, de Duitsers noemden dat de Wederopbouw, maar die naam veranderde ze al snel in de Arbeidsdienst. Hier deel van uitmakend had achteraf nooit gemoeten. We kregen voorlichting van een van die ambtenaren, hij vertelde tegen mijn ouders: ”Als uw zoon daar voor een half jaar naar toe gaat hoeft hij niet naar Duitsland”. Ik kwam toen in Hilversum terecht en moest bomen rooien. Maar dat bleek eigenlijk een vooropleiding te zijn om je soldaat te maken voor het Duitse leger. Gelukkig is dat mislukt, we kregen het door en we hebben toen besloten om ’s nachts uit het kamp weg te glippen. Dit hebben we niet gedaan, een van ons was te weten gekomen dat het gehele kamp was afgezet met overvalwagens. Het Afrika korps van het Duitse leger zat toen in het Gooi. Later brak er ook nog een ziekte uit en zo kwam ik weer thuis. Hoe dit nu precies is gegaan, weet ik niet meer. Ik heb nog geïnformeerd bij het NIOD in Den Haag, maar die konden mij er niets over vertellen. Er moeten gegevens over zijn, maar tot nu toe kom ik er niet achter.

DroogvallenPolder
De nog droogvallende polder.

Onderduiken

Al snel kreeg ik een oproep voor naar Duitsland. Ik ben toen meteen ondergedoken, eerst op een kamertje in Lemmer en later in de buurt van Groningen. Op een gegeven moment kwam mijn vader langs en zei: ”Jongen als je in de polder gaat werken hoef je niet naar Duitsland”. Ik had ULO en ze hadden daar nog al gebrek aan kantoorpersoneel. Ik kon toen op kantoor komen in Lemmer bij de Directie, maar kantoor was niets voor mij. Mijn vader was hier niet erg over tevreden. Kort daarop kwam hij hier op terug en zei: ”Je kunt maandag aan het werk, vlak bij Lemmer en je moet een schop meenemen”. Dit was doorgestoken kaart, samen met nog iemand moest ik direct in de sloot. Het was een dichtgewaaide sloot, die opnieuw moest worden uitgegraven. Mijn vader verwachte dat ik hierop wel terug zou komen, maar ik kwam niet terug. Vanaf dat moment ben ik geleidelijk aan verder gegroeid, met het werk in de polder. In 1943 hadden we de eerste oogst en moest ik graan maaien met de hand (met een zicht). Ik had geen eelt op mijn handen, maar wel blaren. De gehele dag smeerde ik mijn handen in met smeervet van de machines, anders kon ik het beslist niet volhouden. Dit had allemaal niet gehoeven want ik had ULO en in die tijd kon je met dat diploma een goede functie bekleden, maar ik wilde dit niet. Ik wou naar de polder. Eerst werd ik paardenknecht, daarna kreeg ik een rupstrekker. Door een ambtenaar die eigenlijk altijd veel te veel regelde, moest ik naar het kamp Oostvaart. Dat viel tegen want thuis had ik het natuurlijk veel beter dan in een dergelijk kamp.

017 Kamp Schoterbrug ca.1944 RIJP nr. 520
Kamp Schoterbrug in 1944 (Foto: Nieuw Land Erfgoedcentrum)

Kuinre

De afstand was te groot om op en neer naar huis te gaan, dus bleef ik in het kamp. Er waren al plannen dat we vlak bij Lemmer kwamen te wonen. Omdat er oorlog was en weinig materiaal, lieten ze het westen van de polder rusten en verhuisden we naar Kuinre. Vanaf dat moment kwam ik weer thuis. Het was toen de gewoonte dat je niet bij je vader te werk gesteld werd, hij was namelijk ambtenaar bij de Rijksdienst. Om die reden werkte ik bij een andere opzichter. Ik heb in het gehele gebied rondom Kuinre gewerkt en daar hebben we de razzia meegemaakt. Later ben ik ook opzichter geworden. Als opzichter had je een bedrijf van 500 tot 600 hectare waarvoor je verantwoordelijk was. Zonder enige ervaring in leiding geven werd je er voor gezet.

Beierse ossen

Wat leuk is om te vertellen is dat een gedeelte van de oostkant van de polder gegraven is met de hand. Dit is alleen in de oorlog gedaan, omdat men toen het materiaal voor andere doeleinden nodig had. Het materiaal wat hier was kwam uit de Wieringermeer en was totaal versleten. In de oorlogsjaren ging alles met man- en paardenkracht (Belgen). Aan de Kuinderweg stonden dan ook 21 paarden van het bedrijf en in 1944 kwamen daar een aantal Beierse ossen bij. Met die ossen ging het niet en in de oorlog zijn er dan ook bewust een aantal “gesneuveld”. Bij de bevrijding van Emmeloord aten we stamppot met ossenvlees. Een nadeel, hier was weinig jeugd van mijn leeftijd. Ik kende er wel een paar, maar die zag je eigenlijk nooit. Het was een aparte gemeenschap, allemaal Rijksdienst. Na de oorlog had je overal bevrijdingsfeesten, elk dorp had wel een bevrijdingsfeest.

Werken met ossenBW
Bij het ontginnen van de Noordoostpolder werden in de Tweede Wereldoorlog ook Beierse ossen ingezet en opgediend.

Goede Duitsers

Als jongeling ging ik ook wel buiten het dorp naar Kuinre, Blankenham of Scherpenzeel. Op die manier heb ik mijn vrouw leren kennen. Ik ging op dansles in Scherpenzeel en toen ontdekte ik pas dat het daar een geheel andere wereld was dan in de polder. Ik was gewend met grote machines om te gaan, maar mijn aanstaande schoonvader die een flink veebedrijf had, deed alles nog met paard en boerenwagen. Toen ik wat langer verkering had ging ik er zaterdags heen en zondags weer terug. Als ik zondagochtend nog in bed lag, was mijn aanstaande al aan het melken. Helpen deed ik eigenlijk niet want melken kon ik niet, misschien één koe, hoogstens twee, maar dan hield het wel op. Toen heb ik ontdekt dat we hier in de polder toch een hele aparte gemeenschap hadden. Men wilde vooruit en die drang was er op het vasteland een stuk minder. Het leven in die dorpen stond wat meer stil, ik vond dat geweldig. Het was wel 20 km fietsen en als ik dan zondagsavond weer thuis kwam, dan dacht ik bij mezelf: ”Die dooie rot polder weer in, er stond nog geen boompje en altijd wind. Er was niks voor mij. Het stikte er wel van de hazen en fazanten maar die waren uitgezet. In de oorlog werkte ik altijd bij een ander, maar na de razzia in 1945 bleef ik thuis. Ik had goede Duitsers gevonden en die hadden mij en twee collegae niet opgepakt. Ik werkte toen bij een bedrijf dicht bij de vuilnisbelt en daar waren we aan het ploegen geweest.

Stomverbaasd

In de middag ging het regenen en we trokken op huis aan. Twee paarden voor de wagen en twee achter de wagen en zo liepen we door het land naar de Kuinderweg. Bij de weg aangekomen werden we door Duitse soldaten aangehouden. Een van die Duitse soldaten kwam naderbij, en zegt: ”Jongens, dat tuig van die paarden zit niet goed, dat moeten jullie wel even veranderen”. Na dat hersteld te hebben, konden we door. Eenmaal op de boerderij van Maldegem aangekomen, hoor ik de vrouw van de baas nog zeggen: ”Waar komen jullie vandaan”. Ik antwoordde: ”Van het werk”. Ze was stomverbaasd dat ze ons zag, want haar man was ’s morgens al om 07:00 uur opgepakt door de Duitsers. Wij waren diezelfde ochtend al heel vroeg naar ons werk gegaan en waren daardoor net voor de razzia en de Duitsers uit geweest. Jonge mannen werden nou eenmaal opgepakt voor de Arbeitseinsatz in Duitsland.

Dia9hh
De razzia in de Noordoostpolder van 17 november 1944 door de tekenaar Henk Rotgans.

Spionnen

Iedereen werd opgepakt en in een kamp aan de Kuinderweg opgesloten, mijn vader was gelukkig te oud. Uiteraard werden we toen bang dat we opgepakt zouden worden en zijn toen in de schuur gaan schuilen. De schuur waar we ingingen had een achtergevel waar een heel groot zeshoekig raam in zat, met daarvoor een hele dikke balk. We zijn toen via het stro omhoog gegaan en op die balk gaan zitten. Door het raam konden we naar buiten kijken en zien en horen wat er buiten gebeurde. Even later kwam er een man met wat paarden aanlopen, hij werd gelijk opgepakt en moest de paarden laten lopen. Ik zat daar samen met een Duitser op die balk die geen woord Nederlands sprak. Hij werkte al een tijdje in onze werkploeg en we dachten dan ook dat het een deserteur was. Ik vertrouwde hem in elk geval niet en later bleek hij ook een spion te zijn. De SS Generaal Hanns Albin Rauter had V-männer (Vertrouwenspersonen; spionnen) uitgezet in de polder. ’s Avonds gingen we naar de nok van de voorgevel van de schuur waar geen stro was. Gevaarlijk was het wel, want als we van de balk afgleden, viel je ongeveer 10 meter naar beneden. Die avond kwamen er opeens een aantal Duitsers de schuur binnen. Ze schenen met zaklantaarns onder ons. Ze zagen of hoorden ons niet. We hadden geluk. De Duitser naast mij kon precies verstaan wat er gezegd werd en zei zoiets als: ”Dit is niet best Jan, ze willen hier overnachten”. Uiteindelijk gebeurde dit niet en ze gingen om ongeveer 23:00 uur weg.

Dia2hh
Jan Wester (m) met zijn kleinzoon (l) op bezoek bij de huidige bewoner van de boerderij waarin hij bovenin de nok van de schuur achter het zeskantige raam zich op een balk verborgen hield voor de Duitsers.

Toen de Duitsers weg waren, hoorde ik op een gegeven moment mijn naam roepen. Het was mijn vader die mij riep, hij riep: ”Kom maar naar beneden Jan, de kust is veilig” Ik ben toen met mijn vader naar huis gereden. Onderweg werden we aangehouden door een Duitser, hij wou meerijden want hij had motorpech. We hebben hem meegenomen, maar eenmaal thuis aangekomen wilde hij dat we hem naar Lemmer brachten. Mijn vader zei toen: ”Dat gaan we echt niet doen, we brengen je niet naar Lemmer. Hier vlakbij is een kamp waar je kameraden zitten, ga daar maar naar toe”.

Sisser

Toen we thuis waren vertelden mijn vader en moeder wat er die dag gebeurd was. Iedereen was opgepakt en in kampen gestopt onder Duitse bewaking. Mijn moeder had de hele dag pannenkoeken staan bakken voor de jongens die opgepakt waren. Zij dacht dat ik opgepakt was, dus stond er al een koffer met kleren klaar. Er was toen een man die de paarden aan het afmesten was en deze werd later door de SS herkend als een gedeserteerde SS’er. De man zelf dacht meteen: ”Als ze me pakken kost me dat de kogel”. Toen later de SS terugkwam moest mijn vader vertellen waar hij zat. Mijn vader deed net of zijn neus bloedde en zei: ”Ik ken die man niet”. We kenden ze meestal wel van naam maar daar hield het mee op. Mijn vader werd door een soldaat, met zijn geweer in de aanslag, tegen de muur gezet. Mijn vader zei: ”Je kunt me wel doodschieten, maar ik weet niet waar die man is”. Gelukkig liep het met een sisser af.

Rotgans De oorzaak en het resultaatBW
Parodie getekend door Henk Rotgans over de vroege mechanisatie in de Noordoostpolder.

Onderduikers

De volgende dag wilde ik naar mijn werk gaan, maar van vader moest ik helpen met de paarden, want de paardenjongens waren opgepakt. Op een gegeven moment kwam Ingenieur De Boer bij ons langs en vroeg aan mij, wat doe jij hier? Ik voelde me al een beetje schuldig en zei: ”Ik moet de paarden verzorgen”. De Boer antwoordde: ”Maak dat je weg komt”. Hij was namelijk onder Duitse begeleiding, die buiten stond te wachten. Ik ben toen snel achter het stro gekropen. Mijn vader en ik wisten niet dat die SS’er ook het stro was ingegaan. Mijn vader kwam erachter doordat hij een druppel op zijn hoofd kreeg. Dat was geen water maar urine. Hij ging kijken en vond die SS’er en een andere onderduiker, Penders genaamd. Mijn vader zei tegen hen:” Maak dat je wegkomt, voordat de Duitsers weer komen”. Die nacht zijn die twee vertrokken.

Gat in de vloer

Zaterdag om een uur of half vier kwamen er enkele jongens vrij, onder de mom van de voedselvoorziening, hadden ze dit voor elkaar gekregen. Zondag was de razzia afgelopen en alle Duitsers en opgepakte jongens gingen richting Vollenhove. Toen ze weg waren kwam een van de paardenjongens die ik zelf heb zien oppakken uit het riet, hoe kun jij nu vrij zijn? Hij zei: ”Ik heb geluk gehad en gewoon een goede Duitser getroffen, die me zelfs vertelde dat de razzia drie dagen duurde. Zodoende wist ik wanneer ik te voorschijn kon komen”. Ik heb zelfs een onderduikerhol gemaakt. In de schuur zit een opkamer en als je die opkamer in wilde, moest je een paar trapjes omhoog. Dan pas ging je de gewone trap op. Daar had ik een gat in de vloer gezaagd en daar zat een ruimte onder waar je in kon staan. Hierin heb ik stenen gelegd en als er onraad was kroop ik er in. Ik bleef al die tijd wel thuis werken, maar ik heb deze ruimte nooit hoeven te gebruiken. Het was elke dag opletten.

Polderwerkers
Zo zag een gemiddelde polderwerker er uit in de Tweede Wereldoorlog. Let op de schep die ze allemaal op dezelfde manier aan hun fiets gebonden met zich meenemen.

Wachtpost

Wat ik jammer vind, is dat we nooit geprobeerd hebben bevriend te raken met één van de Duitse wachtposten langs de Kuinderweg. Die mannen kwamen vaak bij ons om melk of eten. Zij wisten natuurlijk wanneer die razzia kwam, dat moeten ze hebben geweten. In die tijd waren er veel onderduikers in de N.O.P. (Noordoostpolder). Ik was een van die onderduikers, ik ben pas in de N.O.P. gaan werken toen ik moest onderduiken. De Hr. Knipmeijer, die werkzaam was als hoofd van de administratie en personeelszaken op het hoofdkantoor in Kampen, bedacht een Ausweiss voor landarbeiders. De Duitsers pakten deze mensen niet op omdat ze hier zelf ook voordeel bij hadden. Voor zijn kantoor stond vaak een rij met mensen die een dergelijke Ausweiss wilden. Zoals je merkt lagen in die tijd de jongemannen in de N.O.P. voor het oprapen.

Vliegtuigen

In de polder lagen ook veel vliegtuigen, die neergeschoten waren. Ik geloof dat er ongeveer een dertienhonderd zijn neergestort in het IJsselmeergebied. In 1943 zagen Jo en ik een keer een Engelse bommenwerper heel laag met veel lawaai overvliegen. Een of twee motoren waren kapot en het vliegtuig had zijn deuren verloren. Maar hij bleef doorvliegen. Bij Lemmer hadden de Duitsers veel afweergeschut en zij begonnen te schieten, maar het vliegtuig vloog achter het gemaal langs en daarna meteen achter de dijk. Door deze manoeuvre konden ze hem niet raken. Bij de Noordmeerdijk moest hij nog even omhoog om over de dijk te komen.

Op 24 februari 1945 kwam er een Amerikaanse bommenwerper B-24 terug van een missie in Duitsland. Het vliegtuig was erg beschadigd, een aantal motoren deed het niet meer en dat was de reden dat het vliegtuig boven de polder bij Bant neerstortte. Het vliegtuig is neergekomen langs de Noorderringweg. De bemanning is met hun parachute uit het vliegtuig gesprongen en kwamen neer op de kruising waar de Kuindervaart en de Lemstervaart bij elkaar kwamen. De Duitsers waren direct ter plaatse en 11 bemanningsleden werden krijgsgevangen genomen. De voorste man droeg een hele dure landkaart op zijn lichaam, later hoorde ik dat zulke landkaarten van zijde waren gemaakt. Die kaart werd hem meteen afgenomen. Ik heb geen kans gehad met ze te praten. De Duitsers waren met twee of drie auto’s en een van die auto’s stond bij ons stijf tegen de muur. Ik zei tegen die Duitse soldaat:” waarom zet je die auto zo vlak tegen de muur? Hij antwoordde: ”Onze jagers of vijandelijke jagers schieten op alles wat rolt”.

MesserschmittBf-110
De tweemotorige Messerschmitt Bf-110 werd vooral ingezet als nachtjager. Het vliegtuig had twee bemanningsleden.

Hauptmann Martin Drewes

De Liberator van piloot Gene Maddocks werd geclaimd door de Duitse piloot Hauptmann Martin Drewes. In 1944 was hij Gruppencommandeur van III./NJG 1. Hij overleefde de oorlog met een totaal van 52 overwinningen (20 Oktober 1918 (Duitsland) – 13 Oktober 2013 (Brazilië).

Lakner

Eenmaal krijgsgevangenen werden zij eerst in Meppel in een politiecel opgesloten en later naar een kamp in Duitsland gebracht. Een van bemanningsleden (Tony DeCillis) vertelde later: ”Er stonden zoveel kinderen om ons heen die stiekem het V-teken maakten. Dit gebaar heeft hij nooit vergeten. Na de oorlog heb ik die mannen uit belangstelling opgespoord en per brief gevraagd wat er van hun geworden was. Een van die mannen heeft gereageerd namelijk Fred Lakner. Hij woont nu 100 km ten zuiden van Philadelphia in de V.S., ik correspondeer nog steeds met hem. We hebben elkaar nooit bezocht en dat vinden we allebei erg jammer, nu zijn we te oud.

Blokhuis

De kapitein van het vliegtuig (Gene Maddocks) was aan de andere kant van de Lemstervaart terechtgekomen (vlak bij het neergestorte vliegtuig). Daar was allemaal riet en water. In de lucht aan zijn parachute had Gene al gezien dat er in de nu Creilervaart (Toen Westvaart, er was nog geen naam) twee vissersboten lagen, beide zoals later bleek uit Spakenburg. Hier is hij naar toe gelopen. De eerste visser durfde hem niet aan boord te nemen, want er was net een patrouille door de Lemstervaart gevaren en die dacht dat het een valstrik was. Bij de tweede aangekomen besloot de bemanning (Pieter Blokhuis en zijn oudste zoon samen met Wout de Jong en zijn zoon) hem mee te nemen.

Dia6hh
De Botter van Pieter Blokhuis en zijn oudste zoon samen met Wout de Jong en zijn zoon die piloot Gene Maddocks hielpen ontsnappen uit de Noordoostpolder.

Urk

Ze hadden vanuit Friesland een vracht aardappelen aan boord en waren op weg naar hun woonplaats Spakenburg. Door de zuidoostenwind konden ze niet zeilen en brandstof voor de motor was er niet. De Botter moest dus met een touw naar Urk worden getrokken, waar ze een tussenstop hadden. Meteen moest hij andere kleren aan (zijn rangonderscheidingstekens hield hij bij zich) en werd als schuittrekker ingezet. In Urk moesten ze door de sluizen, maar daar waren Duitsers aanwezig. Ze besloten om hem op de voorplecht onder de visnetten te leggen en zijn de haven uitgevaren. Hij is toen overgevaren naar Spakenburg, maar daar vertrouwde men het niet. Had hij al zo jong een hoge rang! Het kon wel eens een infiltrant wezen. Die avond kwamen er mensen op bezoek: ”Duijs, baas van de verzetsgroep Spakenburg en Wout Staal van het verzet in Eemnes. Staal had een andere ondergedoken gestrande piloot Eddy Kryskow (Onderduiker bij de familie Staal) meegebracht en moest hem testen of hij daadwerkelijk wel piloot was”.

Algemene film over Liberators boven Europa:

Blaricum

Kryskow ondervroeg Gene Maddocks, naar een paar minuten stond de Canadees op en salueerde voor de kapitein. Gene Maddocks ging mee naar Eemnes en dook onder bij de familie Staal. Van hieruit ging hij naar een ander onderduikadres, in Blaricum. Deze hadden al zes onderduikers. De familieleden die legaal hier woonden waren de ouders Ties Kruize (van de hockey-familie. red.) en Agatha Kruize-Wegerif en hun dochters Els en Sieke. Ondergedoken waren twee joodse vriendinnen van Els en Sieke, twee zonen van de familie Kruize zelf en de echtgenoot van Els. Gene Maddocks heeft daar tot het einde van de oorlog (twee maanden) gezeten.

Vijf vliegeniers

Het was verbazingwekkend hoe Gene zich aan de vreemde situatie waarin hij was terecht gekomen kon aanpassen. Hij moest hier bij zijn opleiding wel goed over geïnformeerd zijn en bekend zijn met de situatie die zich zouden kunnen voordoen. Hij was in een groot huis met een grote tuin terecht gekomen en in gezelschap was van heel veel jongelui, waarvan de meesten waren ondergedoken. De bewegingsvrijheid van Gene was praktisch nul. Hij wilde het liefst naar het bevrijdde Zuid-Nederland doorbreken. Hij moest gewoon afwachten. Men slaagde erin om regelmatige vijf vliegeniers elkaar te laten bezoeken. Zo konden ze onderling overleg plegen en met elkaar praten over de omstandigheden waarin ze verkeerden.

EvasionReportMaddocks
Gene Maddocks heeft na de oorlog een lijst ingevuld met de mensen die hem hebben geholpen tijdens de Tweede Wereldoorlog om in Nederland uit handen van de Duitsers te blijven.

Familie Kruize

Op een dag ontmoette hij daar Dr. Duiff (medicus), commandant van de KP (Knokploeg, sabotagegroepen) in Amsterdam en omstreken. Daar zag hij Emke en Hannah de twee joodse meiden. Hij was zeer verbaasd ze daar aan te treffen. Dr. Duiff had samen met een oom van hen medicijnen gestudeerd en had de meiden daar vaak ontmoet. Vader Ties vroeg Dr. Duiff om even met Gene te praten. Gene was rusteloos, hij wilde daar weg om met de Canadezen mee te vechten. Dr. Duiff vertelde hem dat dit nu onmogelijk was. Uiteindelijk stemde Gene toe. Dr. Duiff had wel een verassing voor hem, hij maakte het mogelijk dat Gene een gesprek door de telefoon kon voeren met een Amerikaanse officier in bevrijd Nederland. Het werd een lang gesprek en werd besloten met ditjes en datjes over baseball. Gene was gerust gesteld en wist dat hij spoedig bevrijd zou worden, ook kon hij nu aan alle anderen de laatste nieuwtjes van het verloop van de oorlog vertellen. Gene had nog nooit Duitse soldaten gezien en vond dat nu de oorlog bijna afgelopen was, not done. Hij is toen samen met Sieke naar Naarden gefietst. Op veilige afstand kon Gene ze toen goed zien. Hij was tevreden, een blik was genoeg en wilde naar “huis”. Hij voelde zich thuis bij de familie Kruize.

PaalOngeland7088
Stichting Ongeland zet herdenkingspalen neer op plekken in Flevoland waar vliegtuigen zijn neergekomen in de Tweede Wereldoorlog.

English

Captain Gene L. Maddocks (1924), Los Angeles, CA, was the lead pilot of Liberator #42-51495 on mission to the Misburg oil refinery. Problems from flak caused them to relinquish the lead and they fell behind. The crew ultimately bailed out at 5000 ft. over the Zuider Zee. All of Maddocks crew landed safely and were taken prisoner by the Germans, who thought they had all of the crew when they captured eleven. Maddocks was the last to bail out and managed to hide out until hunger and thirst led him to a canal near the coast. He saw a docked canal freighter and took a chance and knocked on the correct cabin door. The skipper talked a little pigeon English and fed him and eventually he was shunted to the Dutch Resistance. He was taken to a “safe house” where he established a pleasant social life. After hostilities ended, he and his co-pilot, Lt. Fred Lakner, were reunited at Le Havre while boarding a ship for the States. Maddocks died of a heart attack in 1973, age 48.

Geschreven door S. Dirven.

LaknerDFC
Krantenartikel over de toekenning in 2001 van de onderscheiding Distinguished Flying Cross aan Fred Lakner, de co-piloot van Gene Maddocks.
JanWester2016
Interview met Jan Wester uit 2016 uit de krant De Noordoostpolder.

Bronnen

Nieuwsbrief Ongeland, 2013
Tijdschrift De Vriendenkring, editie 40-2 (zomer 2000)

www.ongeland.nl
www.teunispats.nl
www.sglo.nl