Onbekende fotograaf: AA-Ford, Nieuwe Groenmarkt te Haarlem. Herkomst: Flickr.com
Auteur: Harm Kingma
Geredigeerd door: NOPinOorlogstijd.nl
“[…]Bij ons was ene nieuwe hoop opgevlamd, nu zou dan eindelijk ook voor ons de dag komen, dat wij tot grote actie zouden kunnen overgaan.
Het was begin juli 1944, de invasie van de geallieerde legers was inmiddels een feit geworden. Wij waren slecht voorbereid. Ons hele Leeuwarder wagenpark bestond uit een oude Oldsmobile, het Opeltje en twee motorfietsen. Met de benzine, om te rijden, stond het er nog slechter voor. Onze toewijzingen van industriële benzine voor de machines, werden ook schrikbarend laag. Gaspotten bleken voor dit werk niet gewenst.
Zo klaagde Krijn weer eens zijn nood; wij piekerden…. en vonden de oplossing!
‘Hoe krijgen wij dat in handen?’
In de Noord-Oost-Polder (N.O.P.) is genoeg benzine. De volgende vrijdag werd de zaak met mijn broer, Marten Kingma, besproken. Inderdaad was er in de Noordoostpolder nog benzine genoeg en er kwam nog geregeld binnen. De vraag was alleen hoe krijgen wij dat in handen?
Krijn van den Helm was inmiddels op een vergadering van de Landelijke Ondergrondse geweest en had daar een onofficieel plan beluisterd. Dit plan hield in dat het magazijn van de N.O.P. “gekraakt” zou worden. Mijn broer raadde dit ten zeerste af, niet omdat het plan geen kans van slagen zou hebben, maar omdat dit maar één keer kon, terwijl er heel wat andere mogelijkheden waren.
‘meneer Jansma uit Leeuwarden’
Mijn broer deelde de Directie van de N.O.P. de volgende dag mee, dat zij bezoek konden verwachten van meneer “Jansma” uit Leeuwarden. Meneer “Jansma” zat in het verzet. De directie zou er goed aan doen om mee te werken met meneer “Jansma”, dus met het verzet.
Een paar dagen later trokken Krijn en Siebe Schootstra met het Opeltje naar Zwolle.Daar kregen zijn van de secretaris van de Directie, meneer De Bruijn en het hoofd van de Cultuur Technische dienst, L. Versteen de beschikking over 30 000 liter benzine.
Midden in het dorp Rinsumageest werden zij aangehouden door een patrouille van de Landwacht. De zaak kwam de Landwacht verdacht voor, een wagen met een lading benzine en beide chauffeurs werden naar Murmerwoude getransporteerd en de S.D. werd in de zaak betrokken.
Ik was met mijn gezin al ondergedoken en lag te Giekerk in een woonschip. Op de vroege morgen van 25 juli bereikte mij in het woonschip de waarschuwing dat de wagen met de mannen gepakt was, en dat ik in geen geval in Leeuwarden mocht komen. Ik ging met de motor naar Eernewoude waar mijn broer met vakantie was; hij was ook al gewaarschuwd en ik trof hem te Bergum. Wij besloten contact te zoeken met Piet Kramer die wij in Dokkum thuis troffen. Alles was hem al bekend en wij besloten naar Birdaard te gaan, waar de K.P. zou worden samengeroepen.
‘het was al spoedig zover, dat hij begon te lekken’
In het huis van van Onke Freerk werd de zaak besproken. Inmiddels was het bekend geworden, dat de wagen nog in Murmerwoude was, dat één chauffeur nog in het arrestantenlokaal in Murmerwoude zat, maar dat de andere, jongste chauffeur die alle vorige ladingen ook had vervoerd naar Leeuwarden was overgebracht.
Na rijp beraad werd besloten de man die in Murmerwoude vast zat, er uit te halen. Hij had al veel gedaan voor het verzet op het gebied van transporteren, zoals
Amerikaanse piloten verder helpen. Deze actie lukte Heidema dook onder in de omgeving van Drachten, waar hij tot ongeveer November 1944 bleef. Klaas Bijlsma bleef gevangen zitten en het was al spoedig zover, dat hij begon te lekken. Het werd de Duitsers bekend, waar de andere verzetsgroepen waren.
Albert Mebius was de eerste die werd opgehaald door de Duitsers. Hierna Hoekstra en van Benthem uit Vollenhoven en de heer Van de Meer van de R.V.I. In Drachten was iedereen gewaarschuwd en kregen de Duitsers niemand en niets te pakken, hoewel de toestand zeer kritiek geweest is. Alleen de benzine die naar
‘Nu was dat niet meer mogelijk’
Drachten was gebracht, kon gered worden. Al de andere benzine viel in de handen van de Duitsers. De gevolgen hiervan waren voor ons beslissend. Hadden wij nog steeds de hoop dat, net als na de eerste keer onderduiken, na enige tijd wel weer op konden duiken. Nu was dat niet meer mogelijk.
In de nacht van 25-26 Juli kregen wij de Duitsers in huis. Zij vonden ons niet, maar genoeg van hun gading. Kort daarna werd onze hele zaak nog eens door ongeveer 50 man Duitsers, van de Grüne Polizei, doorzocht. Het personeel werd speciaal ondervraagd naar mijn onderduikplaats. Ook in Vollenhove kreeg mijn broer en zijn familie bezoek van de Duitsers. Mijn broer had ook maar beter gevonden niet weer thuis te komen, wat ook maar goed bleek te zijn. Met de Directie van de N.O.P. werd overleg en afgesproken, dat wij door hun beschuldigd zouden worden van diefstal van de benzine. Dit om uitbreiding van het gevaar te voorkomen.
‘De Duitsers … trapten erin’
Toen kwam voor ons de veiligstelling van ons bedrijf aan de orde. Wij kwamen met de Directie N.O.P. overeen, dat deze beslag zou leggen op al onze bezittingen, zogenaamd als zekerheid voor het nakomen van onze verplichtingen, omdat wij nog belangrijk werk voor de Directie moesten uitvoeren. Ook omdat 2 leden van onze directie met onbekende bestemming vertrokken waren. Toen de S.D. maatregelen tegen onze zaak zou nemen, was alles in kannen en kruiken. De Duitsers … trapten erin. Onze derde directeur, onze zwager J. Muller uit Vollenhove, nam zijn ontslag en werd aangesteld als bouwkundig ambtenaar bij de Directie N.O.P. Hij werd daar belast met het toezicht op het werk dat eerst door ons bedrijf gedaan werd. Zo hadden wij dus van de volle medewerking van de directie van de N.O.P.
Deze affaire heeft voor ons dus verstrekkende gevolgen gehad. Gelukkig is alles voor ons goed afgelopen en kunnen wij het navertellen. Mijn broer dook eerst onder in Zaandam, maar kwam in eind Augustus alweer naar Friesland. Hij was verder tot de bevrijding in Eernewoude.
‘Een opluchting dat zij allen vrij gelaten waren’
Wij vestigden ons in Bakhuizen, Gaasterland, waar we verder ons nuttig konden maken. Voor de vier, hier voor genoemde medewerkers, die gearresteerd waren, leek de toestand niet zo best. De schuld werd zoveel mogelijk op onze schouders geschoven en het was voor ons dan ook een opluchting dat zij allen vrij gelaten waren.
Als bijzonderheid moet nog vermeld worden, dat de vrachtwagen, die door de Duitsers in beslag genomen was, nooit voor hun gereden heeft. De werkzaamheden om de wagen voor hun gebruik geschikt te maken, waren zo erg gesaboteerd, dat de wagen na negen maanden nog niet op eigen kracht kon rijden. De dag na onze terugkeer in April 1945 was hij alweer door het verzet opgespoord en bij ons teruggebracht. Dit zijn zo ongeveer de belevenissen met de benzine-affaire.
Leeuwarden januari 1946
H. Kingma
Krijn van deR Helm moet zijn Krijn van deN Helm
Goedendag,
Dank voor uw opmerking. De naam is zojuist aangepast.
Groet,
Robert Hofman