Inleiding Luchtoorlog


Terug naar ‘Luchtoorlog’ Terug naar ‘Lezen’ Article in English


Luchtoorlog

In het begin van de oorlog hebben de Duitsers overwicht in de lucht. In de loop van 1943 verandert dit. De Amerikanen gaan meehelpen met het bombarderen van Duitse steden en gebieden. Overdag bombarderen de Amerikanen, ’s nachts de Engelsen.

Animatie van de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog:

 

Aanvliegroute

In de oorlog mag  ’s nachts geen licht branden. Alles moet verduisterd worden van de Duitsers, zodat de geallieerde vliegeniers niets op de grond konden onderscheiden. Helaas voor de Duitsers, zelfs in de donkerste nachten is het verschil tussen water en land vanuit de lucht duidelijk te zien.

Plaatsen zoals Stavoren, Urk en de Noordoostpolder waren goed te zien vanuit de lucht. De geallieerde vliegers konden hierdoor goed navigeren. Vooral de kaarsrechte dijken van de nog in aanleg zijnde ringdijk van de Noordoostpolder vormden een dankbaar oriëntatiepunt. En ook een navigatiepunt: de dijk van Urk naar Lemmer die aan het begin van de oorlog nog middenin het water lag, loopt pal noord-zuid.

Radarkamp Eisbar te Sondel
Radarkamp “Eisbär” te Sondel vlakbij Lemmer.

De  Duitse bezetter plaatste op veel plekken in Nederland luchtafweergeschut om geallieerde vliegtuigen te beschieten. Het IJsselmeer en de Noordoostpolder waren plekken waar geen luchtafweer stond.  Wel stond er rond het IJsselmeer een netwerk van radarstations, die de geallieerde vliegtuigen lokaliseerden. Vanuit vliegbasis Leeuwarden stijgen Duitse nachtjagers op die jacht maakten op geallieerde bommenwerpers.

Crashes

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er in Nederland ongeveer 7.500 vliegtuigen neergestort. Dat is ruwweg de helft van alle (!) vliegtuigen die in het Europese deel van de Tweede Wereldoorlog neer zijn gekomen. Daarvan kwamen er minimaal 149 neer in het IJsselmeer. Ook in en rondom de Noordoostpolder en Urk crashten veel vliegtuigen.

B17G bommenwerper die op 8 oktober 1943 nabij Urk een noodlanding maakte
De Amerikaanse B-17G bommenwerper van piloot Wallace Emmert die op 8 oktober 1943 nabij Urk een noodlanding maakte met de bommen nog aan boord.

Noodlandingen

Er waren ook vliegeniers die een noodlanding konden maken of zich met hun parachute in veiligheid konden brengen. De meeste vliegeniers die hun landing in de NOP overleefden, werden vrij snel door de Duitsers opgepakt. Sommigen lukt het echter om te ontsnappen. De vliegeniers verstopten zich aanvankelijk in het riet van de nog droogvallende polder. Als het vliegeniers lukte om contact te leggen met leden van het verzet in de Noordoostpolder, konden ze aan een onderduikadres worden geholpen. Er werd dan geprobeerd om via een ontsnappingslijn, langs verschillende onderduikadressen, bemanningsleden richting België over te brengen.

Hulp aan neergestorte vliegers

De vliegeniers kregen voordat ze vanuit Engeland opstegen geen handwapens mee. Wel kregen ze geld en dingen mee om te kunnen betalen voor hulp en voor kleding.

In totaal maken drie geallieerde vliegtuigen een noodlanding in de polder. Ook komt het voor dat een vliegtuig in het water neerstort en dat de vliegeniers aan een parachute in de polder terechtkomen.

Peter Miskinis met Pieter Hakvoort en Aaltje Hakvoort
Peter Miskinis met Pieter Hakvoort en Aaltje Hakvoort. Miskinnis hoorde bij de bemanning van de Amerikaanse B-17G bommenwerper van piloot Russel Gecks.

Diverse mensen die werkten en woonden in de Noordoostpolder en ook mensen uit Urk hielpen de vliegeniers om te ontsnappen. Zij werden pilotenhelpers genoemd. De vliegeniers verstopten zich vaak eerst in het Hoge riet. Dat riet stond drie tot vier meter hoog! Daar kon dus een heleboel tussen gebeuren wat niemand ziet.

Het helpen van geallieerde vliegeniers was niet zonder gevaar. Als helper kon je zonder pardon door de Duitsers doodgeschoten worden.

Van de vliegeniers die in de polder terechtgekomen werden de meesten gevangen genomen.

Na de oorlog

Van de vliegtuigen die neergestort waren in de polder was weinig meer terug te vinden. Zij sloegen vaak diep in de nog slappe bodem en verdwenen soms helemaal. Na de oorlog werden sloten en kanalen in de polder uitgebaggerd of uitgegraven. Boeren gingen hun land bewerken. Ze kwamen soms stukken vliegtuig tegen. Dan werd het leger gebeld om de vliegtuigen te bergen en de resten op te ruimen. Hierbij keken ze niet alleen naar wat voor een vliegtuig het was, maar ook wie ermee gevlogen hadden. Zo worden na de oorlog nog veel vliegtuigen geruimd en de vliegeniers geborgen en begraven.

Berging van een JU88
Berging van een JU88 door Bergingsofficier Gerrit Zwanenburg (rechts).
wrakken-kaart-rev-000a
Wrakkenkaart van het IJsselmeer, geactualiseerd in 2015 door Teunis ‘PATS’ Schuurman uit Vollenhove.

Lees verder in ‘Luchtoorlog dossier’


Bronnen:

Websites:

www.denoordoostpolder.nl/evenementen/49654/lezing-over-luchtoorlog-40-45-in-museum-schokland/

http://www.urkinoorlogstijd.nl/de-geschiedenis/luchtoorlog

www.flevolandsgeheugen.nl/1365/nl/luchtoorlog-boven-flevoland-deel-1-aanvliegroute

www.flevolandsgeheugen.nl/1368/nl/luchtoorlog-boven-flevoland-deel-2-neerstorten

www.luchtoorlog.net/index.html

www.flevolandsgeheugen.nl/3759/nl/luchtoorlog

www.urkinoorlogstijd.nl/de-geschiedenis/verzet

www.flevolandsgeheugen.nl/1407/nl/nieuw-land-collectie-g-j-zwanenburg

www.luchtoorlog.net/hoofdstuk2.2.1.html

www.flevolandsgeheugen.nl/4163/nl/nooit-alleen-de-rietvelden-in

Boeken/teksten:

Klumpje, D.A. (1997). In een benauwde tijd aan de zee ontrukt.   Kampen: IJsselakademie.

Terpstra, P. et.al. (1977). In het spoor van de pioniers. Leeuwarden: Van Sijen. P 33

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *